Blog Layout

Fauna in Evenwicht Update – ‘We bouwen aan samenwerking’

Fauna in evenwicht • mrt. 14, 2023

In oktober 2021 is het project Fauna in Evenwicht van start gegaan. Doel: inzicht krijgen in succesvolle aanpakken om gewasschade door wild te voorkomen en te beperken. En tegelijkertijd de biodiversiteit op het land te bevorderen. Wat zijn tot dusver de vorderingen in dit project? Projectleider Erna Steenhuis, netwerkmanager bij Vollegrondsgroente.net, doet verslag:


“De vijf vollegrondstelers uit de stuurgroep zijn gestart met het in kaart brengen van alle betrokken partijen. Dat bleek een flinke klus. Allereerst hebben we contact gezocht met de Faunabeheereenheid Noord-Holland. Daar zit veel expertise over de maatregelen die getroffen mogen worden bij wildschade en over actuele wet- en regelgeving op het gebied van faunabeheer. Ook hebben we contact gelegd met de twee jagersverenigingen in de regio West-Friesland en Noorder-Koggenland; Wildbeheereenheid (WBE) Het Grootslag en Noorder Koggenland. Samen vormen we nu een operationele groep, die onderling contact houdt via een WhatsApp-groep. Dit is al zeer waardevol gebleken: we weten elkaar goed te vinden en onderhouden veelvuldig contact. De regelgeving in faunabeheer is niet altijd even helder voor vollegrondsgroentetelers. En dan is het fijn als we elkaar hierover praktische vragen kunnen stellen en kennis kunnen opdoen en uitwisselen. De telers zijn ondertussen ook lid geworden van de WBE’s, zodat zij ook de vergaderingen kunnen bijwonen en daar -andere- grondbezitters en jagers kunnen ontmoeten en wederzijdse kennis kunnen delen. Jagers lopen immers veel op het land, ook als de teler daar niet is, dus zij weten wat er speelt.”


“Een uitgebreide studie van het provinciale fauna beheerplan leert dat de noodzaak om vogels -die schade aanrichten- te reguleren groot is. In het plan staat voor grauwe ganzen een streefcijfer van 15.000. De reële telling is 118.000 ganzen. (Bron: Faunabeheereenheid Noord-Holland Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024.) Dat betekent dat er meer dan 90% afname moet plaatsvinden om het streefcijfer te realiseren. Het enorme aantal grauwe ganzen betekent veel schade voor de boeren en tuinders. En het betekent ook dat weidevogels als kieviten en scholeksters geen plaats hebben op de velden. Verjagen en sterk verminderen van de populatie grauwe ganzen is noodzakelijk om een evenwicht te kunnen realiseren waarbij recht wordt gedaan aan de noodzakelijke biodiversiteit. Het project biedt de mogelijkheid om landschapselementen, zoals struiken of water te onderzoeken op aantrekkelijkheid voor weidevogels en afstoting van wild dat schade aan de gewassen toebrengt. Dit gaat bijvoorbeeld om ganzen, duiven en eenden. Echter voordat een evenwicht kan worden behouden, moet de WBE de ruimte krijgen om de populatie van bijvoorbeeld ganzen te reguleren.”


Geen recent bruikbaar onderzoek


“Naast deze praktische samenwerking en netwerkvorming zijn we, vanuit de stuurgroep, contacten aan het leggen met agrarische natuurverenigingen, collectieven en landbeheerders. En met kennis- en onderzoekinstituten, zoals de WUR en NIOO, en onderwijsinstellingen, zoals Aeres, omdat we behoefte hebben aan toegepast onderzoek. Uit deskresearch, dat we hebben laten doen naar mogelijk succesvolle afweer- en vangsystemen, is namelijk duidelijk geworden dat er de afgelopen tien jaar geen gedegen onderzoek is gedaan naar effectief wildbeheer. Bovendien is het klimaat aan het veranderen. Dat zal zeker invloed hebben op inzichten over effectieve aanpakken.”


“De beoogde proeftuinen om oplossingen te vinden waarmee we wild weghouden van de gewassen en tegelijkertijd een plek creëren waar weidevogels zich kunnen nestelen, worden op dit moment opgestart. We bouwen eerst aan de samenwerking. En we hebben nu eerst behoefte aan meer inzicht in welke afweer- en vangsystemen potentieel effectief kunnen zijn en dus het proefondervindelijk uitzoeken waard zijn.” 


Inzicht in vogelgedrag


“We willen ook experts in vogelgedrag laten aansluiten bij het samenwerkend consortium dat we opbouwen. Zodat we inzicht krijgen in het gedrag van alle vogels op het land. Dit inzicht is nodig om straks aanpakken te kunnen bepalen die het meest effectief zijn om enerzijds ruimte te bieden aan weidevogels als de scholekster, grutto en kievit en anderzijds schadeveroorzakende vogels het beste weghouden. Deze vogels, en dan met name ganzen, eten gras en gewassen en produceren veel -grond verzurende- ganzenpoep. Tellingen die recent gedaan zijn, geven aan dat er een disbalans is tussen weidevogels en de schadeveroorzakende vogels: hun aantallen zijn hoger dan in een goed evenwicht passen.”


Schadeprocedure vereenvoudigen


“Wat we ondertussen ook hebben opgestart, is het vereenvoudigen van de schadeprocedure. Voor de vijf telers uit de stuurgroep hebben we nu iemand beschikbaar die gedurende een half jaar de wildschade in beeld brengt. Zodat daarmee een volledig beeld vanuit de praktijk ontstaat van de wildschade die telers hebben. Het melden van schade (bij BIJ12) is nu een ingewikkelde en tijdrovende procedure, die veel telers ervan weerhoudt daar werk van te maken. We zijn aan het uitzoeken of we dit kunnen doorontwikkelen tot een dienst vanuit het samenwerkingsconsortium, waar boeren en tuinders in de regio gebruik van kunnen maken.”


Successen tot dusver


“Sinds de start van het project, hebben we al mooie resultaten bereikt en er is veel inzicht gerealiseerd in processen en organisaties die betrokken zijn bij faunabeheer. Er is veel enthousiasme over de tot dusver al zeer constructieve samenwerkingen die we hebben gerealiseerd. Er zijn al veel verbindingen gemaakt tussen jagers, WBE’s, grondbezitters en telers, zowel onderling als met elkaar. Dergelijke contacten waren er eerder niet of nauwelijks en ook niet vanzelfsprekend. Het delen van informatie, kennis en nieuwtjes blijkt zeer nuttig en waardevol. Bijvoorbeeld over waar zich op enig moment grote ganzenpopulaties bevinden. Doordat we elkaar nu weten te vinden, kan er heel snel informatie worden uitgewisseld. Vogelkenners kunnen dan snel duiden of het hier om een tijdelijk of blijvend aanwezige populatie gaat die om -preventief of curatief- ingrijpen vraagt. Deze signaleerfunctie is waardevol en leidt al tot allerlei inspirerende ideeën over een mogelijke aanpak: zoals het met knoflook inspuiten van plantjes, of op een andere manier onaantrekkelijk maken van het land en de gewassen voor wild.” 


Bijvangst


“Ik ben zeker optimistisch over het verdere verloop van dit project. We zijn ‘van onderaf’ begonnen met het opbouwen van ons consortium en breiden vandaar verder uit. Ook hoop ik dat de proeven die we gaan opzetten voor meer ‘evenwicht in fauna’ tot meer begrip bij het publiek leiden over de noodzaak tot faunabeheer. En misschien zelfs tot meer consumptie van het geschoten wild. We hebben het hier immers over eerlijk en duurzaam vlees. Dit is geen hoofddoel van het project, maar zou wel gewenste bijvangst zijn.”


Lees hier meer over het project Fauna in Evenwicht.

Nieuws AGRIVIZIER

26 apr., 2024
Op 24 april hebben studenten van de opleiding Agrarisch Ondernemerschap Tuinbouw & Akkerbouw aan Aeres Hogeschool Dronten een bedrijfsbezoek gedaan bij J.C.J. Ruiter - Wever en P.N. Slagter in Andijk. Deze bedrijfsbezoeken waren onderdeel van de opening van de teeltmodule. Het programma begon om 1 uur ‘s middags met de ontvangst van de ruim 50 studenten. De groep werd verdeeld in twee, waarbij de ene groep ontvangen werd bij bloemenkwekerij en -broeierij J.C.J. Ruiter - Wever, en de andere groep bij bloemkoolteler P.N. Slagter. Bij J.C.J. Ruiter Wever kregen de studenten inzicht in het bedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt en verwerking van tulpen en hyacinten. Stef Ruiter, eigenaar van het bedrijf, deelde met trots de geschiedenis en de activiteiten van het bedrijf. Ze benadrukken hun focus op duurzaamheid en lidmaatschap bij NLG Holland, waarin ze samenwerken aan duurzame en biologische bollenteelt. Het gebruik van milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen en respect voor het bodemleven en de omgeving staan centraal in hun bedrijfsvoering. Bij P.N. Slagter werden de studenten ontvangen door de Ruud Slagter, een van de vijf neven die gezamenlijk het bedrijf leiden. Dit bedrijf richt zich voornamelijk op de teelt van bloemkool en heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Ze zijn actief betrokken bij diverse onderzoeksprojecten en proeven, gericht op duurzame teeltmethoden, bodembeheer en het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De keuze voor luzerne als stikstofbindend gewas en het gebruik van geavanceerde spuittechnieken illustreren hun streven naar duurzaamheid.
05 dec., 2023
De balans tussen natuur en landbouw is een cruciale factor in de zoektocht naar een duurzame voedselketen. Gewasschade door dieren wordt wel een steeds groter probleem. Om de balans tussen duurzame voedselproductie en gezonde ecosystemen te herstellen is in 2021 het project Fauna in Evenwicht van start gegaan. Dit project heeft als voornaamste doel om oplossingen te vinden voor gewasschade veroorzaakt door in het wild levende dieren, met een specifieke focus op het groeiende probleem van ganzen in Nederland. Op dit moment vormen ganzen een grote uitdaging voor telers. In het Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 staat voor het aantal grauwe ganzen in Noord-Holland een streefcijfer van 15.000 (bron: Faunabeheereenheid Noord-Holland Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 ). In 2022 zijn er echter wel 145.000 grauwe ganzen geteld. De ganzen eten zowel gras als gewassen en produceren ganzenpoep, wat leidt tot verzuring van de bodem. Dit kan op zijn beurt leiden tot verminderde vruchtbaarheid van de grond en beïnvloedt mogelijk de gewasgroei. Op 1 november bracht Jelle Beemsterboer, gedeputeerde van de provincie Noord-Holland een werkbezoek aan Verdonk Broccoli in het kader van het project Fauna in Evenwicht . Naast de stuurgroep Fauna in Evenwicht (vijf bloemkool- en broccolitelers) en beleidsmedewerkers van de provincie was ook een aantal vertegenwoordigers vanuit het netwerk rondom fauna aanwezig: de Wildbeheereenheden Het Grootslag en Noorder- Koggenland, de Agrarische Natuurvereniging Hollands Noorden en LTO. De middag werd gestart met een rondleiding door het bedrijf van René Verdonk en Sabine van den Berg. Om de problematiek in de vollegrondsgroenteteelt beter te begrijpen werd eerst de intensiteit van de teelt uitgelegd. Vanaf eind februari tot half augustus wordt er continu geplant (en uiteraard geoogst). Per teler vinden er zo’n 50 beplantingen plaats gedurende deze periode. De jonge planten zijn een lekkernij voor diverse dieren, zoals ganzen, eenden, duiven, hazen, etc. In de 7 maanden van de productie is er dan ook zo’n 50 keer kans op schade aan het gewas door vraat. In relatie tot andere gewassen (akkerbouw, gras, etc.) geeft de schademeldingen dan ook een extra administratieve last in een al toch zo’n drukke periode van planten en oogsten. In de praktijk betekent dat ook dat de schademeldingen beperkt worden gedaan. Met als gevolg dat er geen duidelijk inzicht is in de schadecijfers. Om schade te beperken zijn er diverse maatregelen nodig. Voor deze middag was er een demonstratie van afweermiddelen en -systemen die door de telers worden ingezet om gewasschade door dieren te beperken. Onder andere netten, geluidsinstallaties, drones, poppen, vliegers en lasers werden gedemonstreerd. Bij de telers zijn al verschillende methoden geïmplementeerd. De ervaring leert echter dat ganzen slimme dieren zijn en niet altijd onder de indruk zijn van de verschillende afweermethoden.
door Agrivizier 01 sep., 2023
Regels zijn regels: het is een bekende uitdrukking. Voor veel agrariërs lopen regels en wetten als een rode draad door hun dagelijks werk. Eén van die regels is het direct onderwerken of injecteren van mest op het land, zodat onder andere uitspoeling en ammoniakvervluchtiging zoveel mogelijk worden beperkt. Een tijdrovende klus, uitgevoerd omdat het moet. Maar ís onderwerken van mest wel de beste optie? Hoe staat het bijvoorbeeld met biodiversiteit, bodemkwaliteit en de kwaliteit van de producten die worden geteeld als hier andere keuzes in worden gemaakt? Deze en andere vragen worden onderzocht in het project Duurzame Bloemkool. Bloemkoolteler Pé Slagter en onderzoeker Erik Cammeraat vertellen er meer over. Pé Slagter is sinds zijn achttiende actief in het familiebedrijf, de firma P.N. Slagter in Andijk. Samen met zijn broer en neven nam hij het stokje over van zijn vader en ooms. Op zo’n 180 hectare grond worden bloemkool (ook oranje en paarse bloemkool), broccoli, romanesco, ijsbergsla en andere koolsoorten geteeld. Pé: “Voor dit project werd ik benaderd door mijn collega Wim Reus. Hij nam deel aan een zogenoemde hackathon van provincie Noord-Holland. Wim legde daar een vraag voor over de huidige mestwetgeving en het organische stofgehalte van het land: voor vollegrondsgroentelers is de kwaliteit van de organische stof in de bodem belangrijk om hoogwaardige producten te kunnen verbouwen en telen. Met de actuele regels rondom mest zien we dat de kwaliteit van de organische stof onvoldoende op peil blijft. Een complex vraagstuk dus, dat aandacht kreeg tijdens de hackathon. Toen is het balletje gaan rollen. Ik had meteen belangstelling, omdat ik van mening ben dat direct inwerken van mest én niet nodig én nauwelijks haalbaar is. Zo hebben we meegemaakt dat een van mijn medewerkers een uur te laat was met inwerken. Daar stond meteen een fikse geldboete tegenover. De regels zijn nu zo strikt dat je zowat tegelijk met het uitstrooien ook al moet inwerken: dat is onhaalbaar en het past ook niet bij de manier van werken. Normaal gesproken strooien we eerst zo’n 80% uit en dan kijken we hoe we de overige 20% van de mest verdelen. Met deze tijdsdruk kan dat niet. Kortom: dit project ligt me na aan het hart en daarom doen we ook met veel plezier en nieuwsgierigheid mee. Overigens hadden we vooraf natuurlijk geen idee welke richting de uitkomst op zou gaan - een extra bevestiging van de huidige regels is vanzelfsprekend ook een mogelijk resultaat.” Living lab: van onderzoek tot in het schap In het onderzoek wordt gewerkt met een living lab: op de velden van Pé en Wim is een stuk grond aangewezen als onderzoeksgrond. Erik: “We bestuderen allerlei aspecten ín en boven de grond. Bij het inwerken van mest neemt in het algemeen de biodiversiteit af. Ga maar na: als je grond omploegt, dan zijn daar minder wormen. En als er geen wormen zijn, dan zijn er minder weidevogels te vinden. Kortom: hoe meer insecten er zijn, hoe meer andere dieren er in de buurt zijn. Met het onderzoek willen we analyseren wat nu precies het effect is van het later inwerken van mest. We kijken naar de samenstelling van de bodem, zowel qua chemie als qua fysica. Denk bijvoorbeeld aan koolstof: een koolstofrijke bodem stimuleert het bodemleven. Daarnaast kijken we dus wat er bóven de grond gebeurt: welke dieren zien we? Wat groeit er allemaal? We tellen vogels, inventariseren de aanwezigheid van vliegen, aaltjes en andere insecten, we meten de aanwezigheid van microben en we nemen grond- en watermonsters. Bovendien kijken we ook naar de bloemkool zelf, naar smaakstoffen en zelfs naar de chemische samenstelling – onder andere de hoeveelheid vitamine C en ijzer. Er is ook een smaakpanel vanuit Hogeschool Inholland. Zij hebben tot nu toe twee proefrondes gedaan. Later dit jaar volgt de laatste ronde.” Voorlopige resultaten De overtuiging van Pé dat het later of niet inwerken van mest allerlei positieve effecten zou hebben is één, maar het is uiteindelijk aan de wetenschap om tot een conclusie te komen. Erik: “Dit project startte eind 2018 en we zitten nu in het laatste jaar. We zien voorzichtig eerste resultaten. Zo lijkt het erop dat de hoeveelheid koolstof in de grond toeneemt. Dat is verrassend. Normaal gesproken gaat daar behoorlijk wat tijd overheen. Daarnaast lijkt de uitspoeling van stikstof bij het gebruik van droge mest niet erger te zijn dan bij het inwerken van mest. Tot slot lijkt de bloemkool zelf ook iets gezonder én iets lekkerder te zijn, met iets meer voedingsstoffen. Dit alles lijkt de overtuiging van Pé te bevestigen dat direct inwerken van mest niet noodzakelijk is, maar dat is natuurlijk geenszins waar wij als onderzoekers mee bezig zijn: Wij kijken naar data en andere verifieerbare onderzoeksgegevens.” Van onderzoek tot avondmaal De bloemkool die wordt geteeld in het kader van onderzoek maakt gewoon deel uit van de verkoop van Pé en Wim; met recht een living lab dus in dit project. Pé: “Meedoen met zo’n groot onderzoek klinkt misschien bewerkelijk, maar dat valt alles mee. Het gaat er vooral om dat je je veld openstelt voor de onderzoekers. De verdeling is nu half om half: de ene helft van het perceel krijgt direct ingewerkte mest en de andere helft van het perceel niet – dat wil zeggen, dat laten we drie weken liggen. De onderzoekers meten steeds de verschillen tussen beide percelen. Om de twee-drie weken komen ze naar het veld voor metingen. Met de bloemkool zelf gebeurt verder niets; beide eindproducten zijn van goede kwaliteit en dus liggen ze gewoon in de supermarkt en op je bord. En hoewel ik geen onderzoeker ben valt me van alles op. Zo zie ik dat weidevogels met hun kroost richting het niet-ingewerkte perceel trekken. Daar valt blijkbaar meer voedsel te halen. Sowieso is het altijd mooi om het leven op en rond het veld te volgen, je kunt met het blote oog al zo ontzettend veel zien en ontdekken.” Ook qua tijdsbesteding is deelname aan het onderzoek geen obstakel voor Pé. “Sowieso is het erg prettig samenwerken met de onderzoekers en betrokkenen. Er zijn bijvoorbeeld mbo-, hbo- en wo-studenten die meedoen met dit project, omdat het onderdeel is van Amsterdam Green Campus. Verder vind ik het mooi om op deze manier nog meer inzicht te krijgen in wat er zoal gebeurt op mijn perceel. En ik wil mijn steentje bijdragen aan het verbeteren van ons vak en aan de toekomst van de sector én de natuur. Natuurlijk zijn er soms overleggen en bijeenkomsten, dat hoort erbij en daar ben ik als deelnemer ook graag bij. Maar het kost me weinig extra werk op het land. En dat is mooi, want extra tijd… dat bestaat niet.” Pé Slagter is mede-eigenaar van familiebedrijf P.N. Slagter in Andijk. Erik Cammeraat werkt als universitair hoofddocent op de Universiteit van Amsterdam binnen de onderzoeksafdeling IBED-Ecosystem and Landschape Dynamics.
Meer posts
Share by: