Blog Layout

Organische stof meten en voorspellen

Biodiversperspectief • mei 31, 2022

 Koolstof-monitoringstool in de vollegrondsgroenteteelt

"Dweilen met de kraan open" Dat is de realistische schets die Gera van Os geeft over de koolstofkringloop en de koolstofvastlegging in de bodem. Van Os is lector Duurzaam bodembeheer bij de Aeres Hogeschool in Dronten. Zij heeft meermaals getoond een goed inzicht te hebben in bodemprocessen en kan daar een heel genuanceerd verhaal over vertellen. Van Os is als lector opdrachtgever van de toetsing van een koolstof-monitoringstool in de vollegrondsgroenteteelt door studenten. In een workshop over de Praktijktool BodemCoolstof schetste Joost Cruijsen, onderzoeker bij Wageningen UR, de context en aanleiding voor de ontwikkeling van deze tool vanuit het programma Slim Landgebruik.

 

Kringloop


De koolstofkringloop is kort en overzichtelijk: planten nemen CO2 op uit de lucht en verwerken deze in de fotosynthese tot suikers, cellulose en  andere koolstofverbindingen waaruit planten zijn opgebouwd. Afgestorven plantenresten worden door het bodemleven afgebroken, waarbij een groot deel van de koolstof weer als CO2 de lucht in gaat. Een deel van de koolstof wordt door het bodemleven gebruikt om van te groeien en als het bodemleven afsterft wordt ook dit verteerd. Uiteindelijk blijft slechts een klein, moeilijk afbreekbaar deel van de organische stof voor langere duur in de bodem achter. Daarmee dient aanvoer van organische stof vooral als brandstof voor de bodemprocessen, maar is het 'dweilen met de kraan open' als je permanente vastlegging van koolstof nastreeft, aldus Van Os. Toch is het geleidelijk opbouwen van organische stof mogelijk en dat dient een tweeledig doel. Landbouwkundig zorgt organische stof onder andere voor buffering van voedingsstoffen en water en klimatologisch leidt koolstof die is vastgelegd in organische stof niet tot een broeikaseffect.

 

Onnauwkeurig


Als je het bouwplan en bodembeheer aanpast om het organische stofgehalte te verhogen, dan wil je ook graag weten of het resultaat de moeite loont. Echter, legt Van Os uit, de bemonstering en analysemethoden van organische stof in de bodem kennen een relatief grote onnauwkeurigheid. De gemeten laboratoriumuitslagen kunnen plus of min 0,4% afwijken van het werkelijke organisch stofgehalte. Gezien het feit dat opbouw van organische stof in de bodem een proces is van tientallen jaren (1% in 10-20 jaar), is het sturen op laboratorium uitslagen nauwelijks mogelijk.

 

CO2 vastleggen


Toch moeten we aan de slag. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat vanaf 2030 de grondgebonden landbouw in Nederland 0,5 megaton CO2 per jaar moet vastleggen in de bodem. De trage opbouw en de onnauwkeurige meetmethoden maken dat echter niet makkelijk. Daarom is een onderzoeksprogramma opgestart, Slim Landgebruik, om kennis te bieden die de extra vastlegging in de landbouwbodems kan ondersteunen. Zo is er bijvoorbeeld een online tool ontwikkeld, waarmee het effect van teeltmaatregelen op het organische stofgehalte in de bodem kan worden berekend. In de tool, genaamd Praktijktool BodemCoolstof, worden publieke bedrijfsgegevens automatisch ingeladen (vanuit RVO en Farmmaps) en is het mogelijk om naar eigen keuze teelthandelingen in te voeren. De tool berekent de verandering van het organische stofgehalte over langere tijd en laat dit in een overzichtelijk plaatje zien. Hiermee kan je lange termijn scenario’s vergelijken, met verschillende combinaties van teeltmaatregelen die interessant zijn voor je eigen situatie.

 

Testen


De Praktijktool BodemCoolstof is in eerste instantie ontwikkeld voor de akkerbouw en veehouderij. Studenten van Aeres Hogeschool hebben de tool onlangs getest bij een aantal vollegrondsgroentebedrijven en toegelicht in een workshop, als onderdeel van het programma Biodivers Perspectief. Ze zijn bij de telers op bezoek geweest en hebben gegevens opgehaald om de berekeningen te kunnen maken. De deelnemende telers en studenten hebben geconstateerd dat Praktijktool BodemCoolstof nog wel een flink aantal aanpassingen nodig heeft om te kunnen functioneren voor de vollegrondsgroenteteelt. Zo biedt de tool alleen de mogelijkheid om een enkele teelt per jaar in te voeren; meerdere hoofdteelten per jaar zijn nog niet mogelijk. Ook is de tool er vooralsnog niet op ingesteld dat een teler gebruik maakt van een groot aantal wisselende huurpercelen, waarbij het gewas slechts drie maanden op het land staat. De studenten hebben alle opmerkingen verzameld.

 

Inzicht


Tijdens de Masterclass op 26 april 2022 was het voor de aanwezige ondernemers een ongewone ervaring om voorgelicht te worden over een tool die nog in ontwikkeling is. Het doel van de workshop was dan ook gericht op een demonstratie en het verzamelen van vragen en tips vanuit de praktijk om de tool te kunnen verbeteren. Nadat de telers samen met de studenten de tool hadden uitgeprobeerd, kwamen al gauw de tongen los en regende het verbeterpunten. Deze zullen door de onderzoekers worden gebruikt om de tool aan te passen. Het inzicht dat de tool kan geven wordt door de vollegrondsgroentetelers wel gewaardeerd. Ze zien het belang van organische stof en zijn bereid om maatregelen te nemen om het gehalte in de bodem te verhogen. Dat is zowel landbouwkundig effectief als waardevol voor de duurzaamheidscertificering. Zeker in gewassen als bloemkool en broccoli waarin relatief weinig wordt afgevoerd t.o.v. de productie kan een dergelijke tool een mooi inzicht geven in de duurzaamheid van de teelten. Daar is nog wel het een en ander aan onderzoek voor nodig. Voor de sector zou het functioneel zijn als de tool ook een berekening kan maken op bedrijfsniveau (met wisselende percelen) en op regioniveau (verzameling percelen die rouleren onder diverse gebruikers).

 

De masterclass van Gera van Os en de Aeres-studenten hebben inzicht gegeven in de opgave waar we voor staan. De uitkomst van de workshop illustreert hoe belangrijk het is om telers te betrekken bij het onderzoek en de ontwikkeling van praktijktools. De avond werd dan ook afgesloten met een luid en duidelijk ‘wordt vervolgd’. Volgend jaar willen we weer een masterclass organiseren met een verbeterde versie van de tool. 


Praktijktool BodemCoolstof

De Praktijktool BodemCoolstof is gratis te gebruiken op FarmMaps.eu. 


Biodivers perspectief

Het programma Biodivers Perspectief creëert een inspirerende en stimulerende leeromgeving voor studenten, docenten, ondernemers en alle andere partijen voor wie natuurinclusief leren belangrijk is. Vollegrondsgroente.net is het demoleerbedrijf vollegrondsgroente in het programma Biodivers Perspectief. 


Slim landgebruik

Slim Landgebruik heeft als doel het leveren van de benodigde kennis om te komen tot een additionele vastlegging van 0,5 Mton CO2-eq per jaar aan de Nederlandse minerale landbouwbodems in aanloop naar en vanaf 2030. De praktijktool BodemCoolstof is één van de projecten van Slim Landgebruik https://www.slimlandgebruik.nl/themas/monitoren-van-de-voortgang-richting-05-mton/projecten/praktijktool-bodemcoolstof

Nieuws AGRIVIZIER

26 apr., 2024
Op 24 april hebben studenten van de opleiding Agrarisch Ondernemerschap Tuinbouw & Akkerbouw aan Aeres Hogeschool Dronten een bedrijfsbezoek gedaan bij J.C.J. Ruiter - Wever en P.N. Slagter in Andijk. Deze bedrijfsbezoeken waren onderdeel van de opening van de teeltmodule. Het programma begon om 1 uur ‘s middags met de ontvangst van de ruim 50 studenten. De groep werd verdeeld in twee, waarbij de ene groep ontvangen werd bij bloemenkwekerij en -broeierij J.C.J. Ruiter - Wever, en de andere groep bij bloemkoolteler P.N. Slagter. Bij J.C.J. Ruiter Wever kregen de studenten inzicht in het bedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt en verwerking van tulpen en hyacinten. Stef Ruiter, eigenaar van het bedrijf, deelde met trots de geschiedenis en de activiteiten van het bedrijf. Ze benadrukken hun focus op duurzaamheid en lidmaatschap bij NLG Holland, waarin ze samenwerken aan duurzame en biologische bollenteelt. Het gebruik van milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen en respect voor het bodemleven en de omgeving staan centraal in hun bedrijfsvoering. Bij P.N. Slagter werden de studenten ontvangen door de Ruud Slagter, een van de vijf neven die gezamenlijk het bedrijf leiden. Dit bedrijf richt zich voornamelijk op de teelt van bloemkool en heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Ze zijn actief betrokken bij diverse onderzoeksprojecten en proeven, gericht op duurzame teeltmethoden, bodembeheer en het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De keuze voor luzerne als stikstofbindend gewas en het gebruik van geavanceerde spuittechnieken illustreren hun streven naar duurzaamheid.
05 dec., 2023
De balans tussen natuur en landbouw is een cruciale factor in de zoektocht naar een duurzame voedselketen. Gewasschade door dieren wordt wel een steeds groter probleem. Om de balans tussen duurzame voedselproductie en gezonde ecosystemen te herstellen is in 2021 het project Fauna in Evenwicht van start gegaan. Dit project heeft als voornaamste doel om oplossingen te vinden voor gewasschade veroorzaakt door in het wild levende dieren, met een specifieke focus op het groeiende probleem van ganzen in Nederland. Op dit moment vormen ganzen een grote uitdaging voor telers. In het Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 staat voor het aantal grauwe ganzen in Noord-Holland een streefcijfer van 15.000 (bron: Faunabeheereenheid Noord-Holland Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 ). In 2022 zijn er echter wel 145.000 grauwe ganzen geteld. De ganzen eten zowel gras als gewassen en produceren ganzenpoep, wat leidt tot verzuring van de bodem. Dit kan op zijn beurt leiden tot verminderde vruchtbaarheid van de grond en beïnvloedt mogelijk de gewasgroei. Op 1 november bracht Jelle Beemsterboer, gedeputeerde van de provincie Noord-Holland een werkbezoek aan Verdonk Broccoli in het kader van het project Fauna in Evenwicht . Naast de stuurgroep Fauna in Evenwicht (vijf bloemkool- en broccolitelers) en beleidsmedewerkers van de provincie was ook een aantal vertegenwoordigers vanuit het netwerk rondom fauna aanwezig: de Wildbeheereenheden Het Grootslag en Noorder- Koggenland, de Agrarische Natuurvereniging Hollands Noorden en LTO. De middag werd gestart met een rondleiding door het bedrijf van René Verdonk en Sabine van den Berg. Om de problematiek in de vollegrondsgroenteteelt beter te begrijpen werd eerst de intensiteit van de teelt uitgelegd. Vanaf eind februari tot half augustus wordt er continu geplant (en uiteraard geoogst). Per teler vinden er zo’n 50 beplantingen plaats gedurende deze periode. De jonge planten zijn een lekkernij voor diverse dieren, zoals ganzen, eenden, duiven, hazen, etc. In de 7 maanden van de productie is er dan ook zo’n 50 keer kans op schade aan het gewas door vraat. In relatie tot andere gewassen (akkerbouw, gras, etc.) geeft de schademeldingen dan ook een extra administratieve last in een al toch zo’n drukke periode van planten en oogsten. In de praktijk betekent dat ook dat de schademeldingen beperkt worden gedaan. Met als gevolg dat er geen duidelijk inzicht is in de schadecijfers. Om schade te beperken zijn er diverse maatregelen nodig. Voor deze middag was er een demonstratie van afweermiddelen en -systemen die door de telers worden ingezet om gewasschade door dieren te beperken. Onder andere netten, geluidsinstallaties, drones, poppen, vliegers en lasers werden gedemonstreerd. Bij de telers zijn al verschillende methoden geïmplementeerd. De ervaring leert echter dat ganzen slimme dieren zijn en niet altijd onder de indruk zijn van de verschillende afweermethoden.
door Agrivizier 01 sep., 2023
Regels zijn regels: het is een bekende uitdrukking. Voor veel agrariërs lopen regels en wetten als een rode draad door hun dagelijks werk. Eén van die regels is het direct onderwerken of injecteren van mest op het land, zodat onder andere uitspoeling en ammoniakvervluchtiging zoveel mogelijk worden beperkt. Een tijdrovende klus, uitgevoerd omdat het moet. Maar ís onderwerken van mest wel de beste optie? Hoe staat het bijvoorbeeld met biodiversiteit, bodemkwaliteit en de kwaliteit van de producten die worden geteeld als hier andere keuzes in worden gemaakt? Deze en andere vragen worden onderzocht in het project Duurzame Bloemkool. Bloemkoolteler Pé Slagter en onderzoeker Erik Cammeraat vertellen er meer over. Pé Slagter is sinds zijn achttiende actief in het familiebedrijf, de firma P.N. Slagter in Andijk. Samen met zijn broer en neven nam hij het stokje over van zijn vader en ooms. Op zo’n 180 hectare grond worden bloemkool (ook oranje en paarse bloemkool), broccoli, romanesco, ijsbergsla en andere koolsoorten geteeld. Pé: “Voor dit project werd ik benaderd door mijn collega Wim Reus. Hij nam deel aan een zogenoemde hackathon van provincie Noord-Holland. Wim legde daar een vraag voor over de huidige mestwetgeving en het organische stofgehalte van het land: voor vollegrondsgroentelers is de kwaliteit van de organische stof in de bodem belangrijk om hoogwaardige producten te kunnen verbouwen en telen. Met de actuele regels rondom mest zien we dat de kwaliteit van de organische stof onvoldoende op peil blijft. Een complex vraagstuk dus, dat aandacht kreeg tijdens de hackathon. Toen is het balletje gaan rollen. Ik had meteen belangstelling, omdat ik van mening ben dat direct inwerken van mest én niet nodig én nauwelijks haalbaar is. Zo hebben we meegemaakt dat een van mijn medewerkers een uur te laat was met inwerken. Daar stond meteen een fikse geldboete tegenover. De regels zijn nu zo strikt dat je zowat tegelijk met het uitstrooien ook al moet inwerken: dat is onhaalbaar en het past ook niet bij de manier van werken. Normaal gesproken strooien we eerst zo’n 80% uit en dan kijken we hoe we de overige 20% van de mest verdelen. Met deze tijdsdruk kan dat niet. Kortom: dit project ligt me na aan het hart en daarom doen we ook met veel plezier en nieuwsgierigheid mee. Overigens hadden we vooraf natuurlijk geen idee welke richting de uitkomst op zou gaan - een extra bevestiging van de huidige regels is vanzelfsprekend ook een mogelijk resultaat.” Living lab: van onderzoek tot in het schap In het onderzoek wordt gewerkt met een living lab: op de velden van Pé en Wim is een stuk grond aangewezen als onderzoeksgrond. Erik: “We bestuderen allerlei aspecten ín en boven de grond. Bij het inwerken van mest neemt in het algemeen de biodiversiteit af. Ga maar na: als je grond omploegt, dan zijn daar minder wormen. En als er geen wormen zijn, dan zijn er minder weidevogels te vinden. Kortom: hoe meer insecten er zijn, hoe meer andere dieren er in de buurt zijn. Met het onderzoek willen we analyseren wat nu precies het effect is van het later inwerken van mest. We kijken naar de samenstelling van de bodem, zowel qua chemie als qua fysica. Denk bijvoorbeeld aan koolstof: een koolstofrijke bodem stimuleert het bodemleven. Daarnaast kijken we dus wat er bóven de grond gebeurt: welke dieren zien we? Wat groeit er allemaal? We tellen vogels, inventariseren de aanwezigheid van vliegen, aaltjes en andere insecten, we meten de aanwezigheid van microben en we nemen grond- en watermonsters. Bovendien kijken we ook naar de bloemkool zelf, naar smaakstoffen en zelfs naar de chemische samenstelling – onder andere de hoeveelheid vitamine C en ijzer. Er is ook een smaakpanel vanuit Hogeschool Inholland. Zij hebben tot nu toe twee proefrondes gedaan. Later dit jaar volgt de laatste ronde.” Voorlopige resultaten De overtuiging van Pé dat het later of niet inwerken van mest allerlei positieve effecten zou hebben is één, maar het is uiteindelijk aan de wetenschap om tot een conclusie te komen. Erik: “Dit project startte eind 2018 en we zitten nu in het laatste jaar. We zien voorzichtig eerste resultaten. Zo lijkt het erop dat de hoeveelheid koolstof in de grond toeneemt. Dat is verrassend. Normaal gesproken gaat daar behoorlijk wat tijd overheen. Daarnaast lijkt de uitspoeling van stikstof bij het gebruik van droge mest niet erger te zijn dan bij het inwerken van mest. Tot slot lijkt de bloemkool zelf ook iets gezonder én iets lekkerder te zijn, met iets meer voedingsstoffen. Dit alles lijkt de overtuiging van Pé te bevestigen dat direct inwerken van mest niet noodzakelijk is, maar dat is natuurlijk geenszins waar wij als onderzoekers mee bezig zijn: Wij kijken naar data en andere verifieerbare onderzoeksgegevens.” Van onderzoek tot avondmaal De bloemkool die wordt geteeld in het kader van onderzoek maakt gewoon deel uit van de verkoop van Pé en Wim; met recht een living lab dus in dit project. Pé: “Meedoen met zo’n groot onderzoek klinkt misschien bewerkelijk, maar dat valt alles mee. Het gaat er vooral om dat je je veld openstelt voor de onderzoekers. De verdeling is nu half om half: de ene helft van het perceel krijgt direct ingewerkte mest en de andere helft van het perceel niet – dat wil zeggen, dat laten we drie weken liggen. De onderzoekers meten steeds de verschillen tussen beide percelen. Om de twee-drie weken komen ze naar het veld voor metingen. Met de bloemkool zelf gebeurt verder niets; beide eindproducten zijn van goede kwaliteit en dus liggen ze gewoon in de supermarkt en op je bord. En hoewel ik geen onderzoeker ben valt me van alles op. Zo zie ik dat weidevogels met hun kroost richting het niet-ingewerkte perceel trekken. Daar valt blijkbaar meer voedsel te halen. Sowieso is het altijd mooi om het leven op en rond het veld te volgen, je kunt met het blote oog al zo ontzettend veel zien en ontdekken.” Ook qua tijdsbesteding is deelname aan het onderzoek geen obstakel voor Pé. “Sowieso is het erg prettig samenwerken met de onderzoekers en betrokkenen. Er zijn bijvoorbeeld mbo-, hbo- en wo-studenten die meedoen met dit project, omdat het onderdeel is van Amsterdam Green Campus. Verder vind ik het mooi om op deze manier nog meer inzicht te krijgen in wat er zoal gebeurt op mijn perceel. En ik wil mijn steentje bijdragen aan het verbeteren van ons vak en aan de toekomst van de sector én de natuur. Natuurlijk zijn er soms overleggen en bijeenkomsten, dat hoort erbij en daar ben ik als deelnemer ook graag bij. Maar het kost me weinig extra werk op het land. En dat is mooi, want extra tijd… dat bestaat niet.” Pé Slagter is mede-eigenaar van familiebedrijf P.N. Slagter in Andijk. Erik Cammeraat werkt als universitair hoofddocent op de Universiteit van Amsterdam binnen de onderzoeksafdeling IBED-Ecosystem and Landschape Dynamics.
Meer posts
Share by: