Blog Layout

Rian Schelvis, docent Levensmiddelentechnologie bij Vonk: “NHFood heeft de boel flink aangezwengeld”

NHFood • nov. 14, 2022

De foodopleidingen versterken met de juiste ingrediënten

De wereld is volop in beweging en het onderwijs beweegt mee. Met een curriculum dat aansluit op de toekomst geeft Vonk haar studenten betekenisvolle bagage mee voor hun verdere leven als mens en als professional. Maar hoe máák je opleidingen dan toekomstbestendig? Rian Schelvis, docent Levensmiddelentechnologie bij Vonk, heeft inmiddels de nodige ervaring opgedaan. Mede dankzij NH Food zijn de foodopleidingen versterkt met de juiste ingrediënten. 


Rian: “Een aantal jaar geleden startten we een werkgroep om de foodopleidingen te herzien. De basis was goed, maar het is belangrijk om zo nu en dan een aantal vragen opnieuw op tafel te leggen. Wat willen we studenten meegeven aan kennis en vaardigheden? Hoe bieden we het lesmateriaal aan? Wát moet er nu precies anders en wat is daar de reden van? Eerder waren de studies al van een duur van vier jaar naar drie jaar gegaan; sindsdien ontbrak een rode draad. Daarnaast zagen we een terugloop in het aantal nieuwe studenten, dus wilden we de aantrekkingskracht van de foodopleidingen vergroten. Tot slot wilden we inzetten op een sterkere relatie met (stage)bedrijven - we constateerden een kloof tussen de behoefte en het aanbod.”


Evalueren en verbeteren


De vraag stellen is één, het antwoord vinden is twee. Want, waar te beginnen? “We waren het er over eens dat je geen oude schoenen moet weggooien voordat je nieuwe hebt. Bovendien was het bestaande lesmateriaal van prima kwaliteit. Het is dus even zoeken naar wat de juiste weg is: wat willen we hetzelfde houden, waar kiezen we voor een nieuwe weg en hoe doen we dat? Dankzij
NH Food kregen we de mogelijkheden en de tijd om het complete proces succesvol te doorlopen. Zo zijn we bijvoorbeeld ontzettend blij met de nieuwe apparatuur die we dankzij middelen uit NH Food konden aanschaffen: een felsmachine voor blik en een inpakmachine. Puur praktisch, maar heel erg welkom. Toekomstbestendigheid betekent tenslotte ook dat je met moderne apparaten leert werken. Daarnaast heeft NH Food een belangrijke rol gespeeld in het verder opbouwen van onze verbinding met het bedrijfsleven, onder andere door een klankbordgroep te vormen en stageopdrachten te evalueren en te verbeteren.”


Uiteindelijk zijn de opleidingen op veel punten anders ingericht, zonder de kern kwijt te raken. Sterker nog: de verschillende elementen van foodsector komen veel meer tot haar recht, in combinatie met een aantrekkelijk aanbod voor de studenten. Rian: “Er is een basisjaar ontwikkeld, omdat we merkten dat de studenten bij de start onvoldoende wisten wat de opleidingen inhouden. In het tweede en derde jaar wordt de inhoud steeds specialistischer. Ondertussen werken alle studenten van de drie richtingen en verschillende leerjaren veel samen in projecten. Er is sprake van kruisbestuiving. Een voorbeeld daarvan is het start-up-project aan het eind van het tweede jaar. Studenten ontwikkelen dan van A tot Z aan hun eigen concept, waarbij de ene student werkt aan de productie en de andere aan het etiket. Ondertussen leren ze elkaars werkzaamheden kennen; ze werken tenslotte aan één en hetzelfde product. Er is ook een sterkere verbinding tussen de theorie en de praktijk, ofwel het bedrijfsleven. We hebben een meer flexibele invulling voor de vakdagen, waarbij studenten eens per week een dag in het veld werken. Voorheen was het lastiger om deze dagen in te vullen, waardoor vraag en aanbod soms ver uit elkaar lagen. Nu vullen we deze vakdagen onder andere in door deelname aan de Verspillingschallenge of door studenten in te zetten bij het project Alkmaars Goud.


Vrijheid en vertrouwen


Met de herziening van het curriculum werd en wordt een groot beroep gedaan op de docenten; zij moeten tenslotte flink aan de slag. Rian: “Het is zeker waar dat zo’n nieuw pad veel vraagt van ons team. Maar dat kan ook, als je er met elkaar van overtuigd bent dat je de juiste stappen zet. Elke docent is verantwoordelijk voor één of meer modules. Deze manier van werken geeft vrijheid en vertrouwen én de kans om te doen waar je goed in bent en waar je enthousiast van wordt. En als je je gesteund voelt in middelen en mogelijkheden, dan geeft dat nog eens extra energie. Omdat je wéét dat ideeën daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. Soms heb je gewoon iets nodig dat de boel eens flink aanzwengelt. Voor ons was dat NH Food. Zonder was het uiteindelijk ook gelukt, maar dan waarschijnlijk een stuk stroperiger. Het is prachtig om te zien hoe alles ineens in beweging komt - met natuurlijk de nodige inspanningen van iedereen die meedoet. Neem ons creative food center, dat steeds meer bedrijven weten te vinden. Onze studenten voeren hier grotere en kleinere opdrachten uit, zoals productanalyse- en ontwikkeling. Met dit soort faciliteiten bied je bedrijven en studenten grote meerwaarde.”


Binnen NH Food stond kennisdeling en talentontwikkeling centraal. Rian ziet deze missie nu gewaarborgd in de -relatief nieuwe- practoraten van de opleiding. Rian: “Het practoraat is nu dé plek waar onderwijs en bedrijfsleven onlosmakelijk aan elkaar zijn verbonden door de praktijkgerichte onderzoeken die met elkaar worden uitgevoerd. Binnen Vonk hebben we bijvoorbeeld het practoraat Duurzame innovaties in de voedselketen, in samenwerking met Yuverta MBO Den Bosch. Al met al kunnen we met dit vernieuwde curriculum meer onderzoeksvragen van bedrijven uitwerken.” Een ander speerpunt van Vonk, passend bij kennisdeling en talentontwikkeling, is invulling geven aan het concept een leven lang leren. “Er zijn nieuwe cursussen en e-learning modules ontwikkeld en studenten kunnen via ons aanbod zelfs een diploma tot gewichtsconsulent halen. Inmiddels hebben twee studenten examen aangevraagd, dat is een hartstikke goed begin!”

Nieuws AGRIVIZIER

26 apr., 2024
Op 24 april hebben studenten van de opleiding Agrarisch Ondernemerschap Tuinbouw & Akkerbouw aan Aeres Hogeschool Dronten een bedrijfsbezoek gedaan bij J.C.J. Ruiter - Wever en P.N. Slagter in Andijk. Deze bedrijfsbezoeken waren onderdeel van de opening van de teeltmodule. Het programma begon om 1 uur ‘s middags met de ontvangst van de ruim 50 studenten. De groep werd verdeeld in twee, waarbij de ene groep ontvangen werd bij bloemenkwekerij en -broeierij J.C.J. Ruiter - Wever, en de andere groep bij bloemkoolteler P.N. Slagter. Bij J.C.J. Ruiter Wever kregen de studenten inzicht in het bedrijf dat gespecialiseerd is in de teelt en verwerking van tulpen en hyacinten. Stef Ruiter, eigenaar van het bedrijf, deelde met trots de geschiedenis en de activiteiten van het bedrijf. Ze benadrukken hun focus op duurzaamheid en lidmaatschap bij NLG Holland, waarin ze samenwerken aan duurzame en biologische bollenteelt. Het gebruik van milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen en respect voor het bodemleven en de omgeving staan centraal in hun bedrijfsvoering. Bij P.N. Slagter werden de studenten ontvangen door de Ruud Slagter, een van de vijf neven die gezamenlijk het bedrijf leiden. Dit bedrijf richt zich voornamelijk op de teelt van bloemkool en heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Ze zijn actief betrokken bij diverse onderzoeksprojecten en proeven, gericht op duurzame teeltmethoden, bodembeheer en het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De keuze voor luzerne als stikstofbindend gewas en het gebruik van geavanceerde spuittechnieken illustreren hun streven naar duurzaamheid.
05 dec., 2023
De balans tussen natuur en landbouw is een cruciale factor in de zoektocht naar een duurzame voedselketen. Gewasschade door dieren wordt wel een steeds groter probleem. Om de balans tussen duurzame voedselproductie en gezonde ecosystemen te herstellen is in 2021 het project Fauna in Evenwicht van start gegaan. Dit project heeft als voornaamste doel om oplossingen te vinden voor gewasschade veroorzaakt door in het wild levende dieren, met een specifieke focus op het groeiende probleem van ganzen in Nederland. Op dit moment vormen ganzen een grote uitdaging voor telers. In het Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 staat voor het aantal grauwe ganzen in Noord-Holland een streefcijfer van 15.000 (bron: Faunabeheereenheid Noord-Holland Faunabeheerplan Ganzen Noord-Holland 2021-2024 ). In 2022 zijn er echter wel 145.000 grauwe ganzen geteld. De ganzen eten zowel gras als gewassen en produceren ganzenpoep, wat leidt tot verzuring van de bodem. Dit kan op zijn beurt leiden tot verminderde vruchtbaarheid van de grond en beïnvloedt mogelijk de gewasgroei. Op 1 november bracht Jelle Beemsterboer, gedeputeerde van de provincie Noord-Holland een werkbezoek aan Verdonk Broccoli in het kader van het project Fauna in Evenwicht . Naast de stuurgroep Fauna in Evenwicht (vijf bloemkool- en broccolitelers) en beleidsmedewerkers van de provincie was ook een aantal vertegenwoordigers vanuit het netwerk rondom fauna aanwezig: de Wildbeheereenheden Het Grootslag en Noorder- Koggenland, de Agrarische Natuurvereniging Hollands Noorden en LTO. De middag werd gestart met een rondleiding door het bedrijf van René Verdonk en Sabine van den Berg. Om de problematiek in de vollegrondsgroenteteelt beter te begrijpen werd eerst de intensiteit van de teelt uitgelegd. Vanaf eind februari tot half augustus wordt er continu geplant (en uiteraard geoogst). Per teler vinden er zo’n 50 beplantingen plaats gedurende deze periode. De jonge planten zijn een lekkernij voor diverse dieren, zoals ganzen, eenden, duiven, hazen, etc. In de 7 maanden van de productie is er dan ook zo’n 50 keer kans op schade aan het gewas door vraat. In relatie tot andere gewassen (akkerbouw, gras, etc.) geeft de schademeldingen dan ook een extra administratieve last in een al toch zo’n drukke periode van planten en oogsten. In de praktijk betekent dat ook dat de schademeldingen beperkt worden gedaan. Met als gevolg dat er geen duidelijk inzicht is in de schadecijfers. Om schade te beperken zijn er diverse maatregelen nodig. Voor deze middag was er een demonstratie van afweermiddelen en -systemen die door de telers worden ingezet om gewasschade door dieren te beperken. Onder andere netten, geluidsinstallaties, drones, poppen, vliegers en lasers werden gedemonstreerd. Bij de telers zijn al verschillende methoden geïmplementeerd. De ervaring leert echter dat ganzen slimme dieren zijn en niet altijd onder de indruk zijn van de verschillende afweermethoden.
door Agrivizier 01 sep., 2023
Regels zijn regels: het is een bekende uitdrukking. Voor veel agrariërs lopen regels en wetten als een rode draad door hun dagelijks werk. Eén van die regels is het direct onderwerken of injecteren van mest op het land, zodat onder andere uitspoeling en ammoniakvervluchtiging zoveel mogelijk worden beperkt. Een tijdrovende klus, uitgevoerd omdat het moet. Maar ís onderwerken van mest wel de beste optie? Hoe staat het bijvoorbeeld met biodiversiteit, bodemkwaliteit en de kwaliteit van de producten die worden geteeld als hier andere keuzes in worden gemaakt? Deze en andere vragen worden onderzocht in het project Duurzame Bloemkool. Bloemkoolteler Pé Slagter en onderzoeker Erik Cammeraat vertellen er meer over. Pé Slagter is sinds zijn achttiende actief in het familiebedrijf, de firma P.N. Slagter in Andijk. Samen met zijn broer en neven nam hij het stokje over van zijn vader en ooms. Op zo’n 180 hectare grond worden bloemkool (ook oranje en paarse bloemkool), broccoli, romanesco, ijsbergsla en andere koolsoorten geteeld. Pé: “Voor dit project werd ik benaderd door mijn collega Wim Reus. Hij nam deel aan een zogenoemde hackathon van provincie Noord-Holland. Wim legde daar een vraag voor over de huidige mestwetgeving en het organische stofgehalte van het land: voor vollegrondsgroentelers is de kwaliteit van de organische stof in de bodem belangrijk om hoogwaardige producten te kunnen verbouwen en telen. Met de actuele regels rondom mest zien we dat de kwaliteit van de organische stof onvoldoende op peil blijft. Een complex vraagstuk dus, dat aandacht kreeg tijdens de hackathon. Toen is het balletje gaan rollen. Ik had meteen belangstelling, omdat ik van mening ben dat direct inwerken van mest én niet nodig én nauwelijks haalbaar is. Zo hebben we meegemaakt dat een van mijn medewerkers een uur te laat was met inwerken. Daar stond meteen een fikse geldboete tegenover. De regels zijn nu zo strikt dat je zowat tegelijk met het uitstrooien ook al moet inwerken: dat is onhaalbaar en het past ook niet bij de manier van werken. Normaal gesproken strooien we eerst zo’n 80% uit en dan kijken we hoe we de overige 20% van de mest verdelen. Met deze tijdsdruk kan dat niet. Kortom: dit project ligt me na aan het hart en daarom doen we ook met veel plezier en nieuwsgierigheid mee. Overigens hadden we vooraf natuurlijk geen idee welke richting de uitkomst op zou gaan - een extra bevestiging van de huidige regels is vanzelfsprekend ook een mogelijk resultaat.” Living lab: van onderzoek tot in het schap In het onderzoek wordt gewerkt met een living lab: op de velden van Pé en Wim is een stuk grond aangewezen als onderzoeksgrond. Erik: “We bestuderen allerlei aspecten ín en boven de grond. Bij het inwerken van mest neemt in het algemeen de biodiversiteit af. Ga maar na: als je grond omploegt, dan zijn daar minder wormen. En als er geen wormen zijn, dan zijn er minder weidevogels te vinden. Kortom: hoe meer insecten er zijn, hoe meer andere dieren er in de buurt zijn. Met het onderzoek willen we analyseren wat nu precies het effect is van het later inwerken van mest. We kijken naar de samenstelling van de bodem, zowel qua chemie als qua fysica. Denk bijvoorbeeld aan koolstof: een koolstofrijke bodem stimuleert het bodemleven. Daarnaast kijken we dus wat er bóven de grond gebeurt: welke dieren zien we? Wat groeit er allemaal? We tellen vogels, inventariseren de aanwezigheid van vliegen, aaltjes en andere insecten, we meten de aanwezigheid van microben en we nemen grond- en watermonsters. Bovendien kijken we ook naar de bloemkool zelf, naar smaakstoffen en zelfs naar de chemische samenstelling – onder andere de hoeveelheid vitamine C en ijzer. Er is ook een smaakpanel vanuit Hogeschool Inholland. Zij hebben tot nu toe twee proefrondes gedaan. Later dit jaar volgt de laatste ronde.” Voorlopige resultaten De overtuiging van Pé dat het later of niet inwerken van mest allerlei positieve effecten zou hebben is één, maar het is uiteindelijk aan de wetenschap om tot een conclusie te komen. Erik: “Dit project startte eind 2018 en we zitten nu in het laatste jaar. We zien voorzichtig eerste resultaten. Zo lijkt het erop dat de hoeveelheid koolstof in de grond toeneemt. Dat is verrassend. Normaal gesproken gaat daar behoorlijk wat tijd overheen. Daarnaast lijkt de uitspoeling van stikstof bij het gebruik van droge mest niet erger te zijn dan bij het inwerken van mest. Tot slot lijkt de bloemkool zelf ook iets gezonder én iets lekkerder te zijn, met iets meer voedingsstoffen. Dit alles lijkt de overtuiging van Pé te bevestigen dat direct inwerken van mest niet noodzakelijk is, maar dat is natuurlijk geenszins waar wij als onderzoekers mee bezig zijn: Wij kijken naar data en andere verifieerbare onderzoeksgegevens.” Van onderzoek tot avondmaal De bloemkool die wordt geteeld in het kader van onderzoek maakt gewoon deel uit van de verkoop van Pé en Wim; met recht een living lab dus in dit project. Pé: “Meedoen met zo’n groot onderzoek klinkt misschien bewerkelijk, maar dat valt alles mee. Het gaat er vooral om dat je je veld openstelt voor de onderzoekers. De verdeling is nu half om half: de ene helft van het perceel krijgt direct ingewerkte mest en de andere helft van het perceel niet – dat wil zeggen, dat laten we drie weken liggen. De onderzoekers meten steeds de verschillen tussen beide percelen. Om de twee-drie weken komen ze naar het veld voor metingen. Met de bloemkool zelf gebeurt verder niets; beide eindproducten zijn van goede kwaliteit en dus liggen ze gewoon in de supermarkt en op je bord. En hoewel ik geen onderzoeker ben valt me van alles op. Zo zie ik dat weidevogels met hun kroost richting het niet-ingewerkte perceel trekken. Daar valt blijkbaar meer voedsel te halen. Sowieso is het altijd mooi om het leven op en rond het veld te volgen, je kunt met het blote oog al zo ontzettend veel zien en ontdekken.” Ook qua tijdsbesteding is deelname aan het onderzoek geen obstakel voor Pé. “Sowieso is het erg prettig samenwerken met de onderzoekers en betrokkenen. Er zijn bijvoorbeeld mbo-, hbo- en wo-studenten die meedoen met dit project, omdat het onderdeel is van Amsterdam Green Campus. Verder vind ik het mooi om op deze manier nog meer inzicht te krijgen in wat er zoal gebeurt op mijn perceel. En ik wil mijn steentje bijdragen aan het verbeteren van ons vak en aan de toekomst van de sector én de natuur. Natuurlijk zijn er soms overleggen en bijeenkomsten, dat hoort erbij en daar ben ik als deelnemer ook graag bij. Maar het kost me weinig extra werk op het land. En dat is mooi, want extra tijd… dat bestaat niet.” Pé Slagter is mede-eigenaar van familiebedrijf P.N. Slagter in Andijk. Erik Cammeraat werkt als universitair hoofddocent op de Universiteit van Amsterdam binnen de onderzoeksafdeling IBED-Ecosystem and Landschape Dynamics.
Meer posts
Share by: